Eindelijk een realistische en haalbare kijk op inclusie

Af en toe heb je zo een boek dat je leest en waarin je eigenlijk elke zin zou willen markeren. Het boek ‘Van individueel tot inclusief onderwijs’ is zo’n boek. Ik wou liefst echt elke paragraaf markeren, maar heb me toch kunnen bedwingen. Dit zijn de inzichten die ik zeker meeneem uit het boek.

Het boek schetst eigenlijk niet zo’n fraai beeld van psychologie. Het stelt dat psychologie ons onderwijs heeft overgenomen. Dat we goochelen met psychologische termen en dat ook de oplossingen voor problemen vaak in de psychologie gezocht worden.

De vraag is echter of het helpt om dat slachtofferschap te benadrukken door het gebruik van psychologische taal. Kinderen rapporteren depressieve klachten als gevolg van corona, kinderen die opgroeien in armoede vertonen vaker kenmerken van ADHD of vechtscheidingen leiden tot schade in het brein, kunnen koppen in de media zijn. Maar helpt het wel om sociale problemen te framen als een medisch probleem? Helpt het wel als we zien dat kinderen last hebben van besluiten in de samenleving om aan hen te vertellen dat ze een probleem hebben of dat hun brein afwijkt?

Bert Wienen

De gevolgen daarvan zijn groter dan je zou denken. Ze zorgen dat we op heel veel kinderen een label plakken.

In een slachtoffercultuur met nadruk op ziekte en afwijking kan veel verantwoordelijkheid worden weggeschoven door te verwijzen naar de afwijking of naar de ziekte, of zoals een leraar met een nieuwe leerling meemaakte: “Dag, ik ben Wim en ik ga dit jaar niets doen, want ik heb ADHD.” Of een student die bij het inleveren van haar scriptie zei: “Let niet op mijn taalfouten, want ik heb dyslexie.”

Bovendien blijkt uit onderzoek dat slachtofferschap en het spreken over allerlei problemen vooral bij meisjes leidt tot het proces van co-rumineren, het excessief bespreken van problemen binnen vriendschapsrelaties waardoor juist meer problemen kunnen ontstaan 99. Daarnaast leidt het tot een vorm van permanente concurrentie over wie het zwaarste lijdt.

Bert Wienen

Dat label zorgt ervoor dat we vaak de weerstand wegnemen bij het kind. ‘Jij moet geen taaltest doen, want je hebt dyslexie.’ We maken het voor kind met zorgen gemakkelijk. Maar weerstand is niet per se iets slechts.

Maar het echte verhaal is natuurlijk dat hoeveel zorg, ondersteuning en jeugdhulp we ook inzetten, de meeste problematiek niet wordt opgelost. Weerstand in het leven leidt tot mogelijk negatieve gevoelens, maar ook tot het leren verdragen, het leren omgaan en het erkennen dat weerstand voorwaardelijk is om te leven. Maar de focus op het wegpoetsen van weerstand en het daarmee optredende ongemakkelijke gevoel leidt onherroepelijk tot steeds mindere onderwijsuitkomsten.

Bert Wienen

Het boek pleit dan ook om weg te stappen van het individuele psychologiseren en terug te kijken naar het collectief, naar de context, naar je klasgroep.

Kernpunt voor dit boek is de toenemende uitholling van het onderwijs en de onvoorwaardelijkheid van de pedagogiek. Als voor elke afwijking een verklaring gezocht wordt in het individu, hoeft niemand zich meer af te vragen of onze inrichting van de samenleving nu wel zo verstandig is voor kinderen die opgroeien. Hoeft niemand zich meer af te vragen of het lerarentekort niet mede de oorzaak is van het groeiend aantal verwijzingen. Als de focus op afwijkende kinderen ligt, hoeft niemand zich meer af te vragen wat het onderwijs zelf nodig heeft om verder te kunnen ontwikkelen. Of hoeft niemand zich meer af te vragen of het wel zo positief is dat er jaarlijks meer
maatschappelijk werkers en psychologen afstuderen dan er leraren instromen in het onderwijs.

Bert Wienen

Als we vanuit het idee van preventie voor elk gedefinieerd psychologisch probleem een specifiek klimaat gaan instellen, waar komen we dan op uit? Waarom zou een pedagogisch klimaat specifiek moeten zijn? Laten we dan stellen dat heel goed onderwijs preventief werkt voor heel veel zaken die we als bijzonder zijn gaan beschouwen.

Als er al kinderen zijn die meer nodig blijken te hebben, dan vraagt dat niet zozeer aanpassing van het individu, maar antwoord op de vraag hoe we het pedagogisch klimaat zo kunnen ontwikkelen dat alle kinderen op school daar baat bij hebben. Dat is veel meer een pedagogisch-didactisch vraagstuk dan een psychologisch-medisch vraagstuk.

Bert Wienen

En nu komen we bij de knaller van het boek. Wienen stelt dat de oplossing voor zorgproblemen in het onderwijs in de eerste plaats goed kwalitatief onderwijs is.

Daarmee komen we bij de kern van dit boek: wat is inclusief onderwijs?

In mijn optiek is dat allereerst heel goed onderwijs, bestaande uit minimaal twee elementen: kinderen echt zien en binnen de relatie hoge verwachtingen hebben. Bovendien ligt de focus op ‘onderwijs’ en zien we inclusiviteit vooral als een uitkomst van dit onderwijs.

Waarbij we kinderen leren nadenken over zichzelf en de wereld, in plaats van hoe zij daar precies over moeten nadenken. We kunnen beter goed en kritisch kijken naar het voortdurend verbeteren van de onderwijscontext vanuit pedagogisch en didactisch perspectief, omdat dat de grootste kansen biedt. We kunnen dus niet anders dan weer gaan zien dat investeren in goed onderwijs, in geld, tijd, aandacht, aanzien, de beste investering in onze kinderen en jongeren is. En bovendien de beste preventie is voor steeds meer kinderen die hulp zoeken, omdat wij hen steeds aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Kinderen die denken dat het aan hen ligt dat ze afwijken van de norm: ‘Jij bent ziek, jij hebt een stoornis en dus verwijzen wij jou’ of zich conform onze labels gaan gedragen. Meer aandacht voor de kracht van goed onderwijs getuigt van vertrouwen in contexten en individuen die zich niet laten onteigenen door kennis hoe te moeten denken over zichzelf, maar zich het leven leren eigen te maken doordat ze leren zich te verhouden tot allerlei (vreemde) kennis die voor hen wordt ontsloten. Vanuit het diepe besef dat het leven geleerd wordt aan de ander, dat zelfbepaling geleerd wordt aan de hand van de ander en dat uiteindelijk welbevinden enkel beleefd wordt door vallen en opstaan aan de hand van anderen.

Bert Wienen

De stem van leerlingen is in het contextuele model van inclusief onderwijs dus vooral een lerende-verantwoordelijkheidsstem. Kinderen bepalen niet hoe zij leren en of zij leren, zij bepalen niet hun leerdoelen of worden volledig verantwoordelijk gehouden voor hun leerproces. Zij bepalen ook niet hoe de samenleving van de toekomst zal zijn, dat doen de volwassenen die op dit moment aan de macht zijn. Dat moeten we kinderen ook niet laten geloven. Het eigene van de pedagogiek, het ontwikkelen van een democratie en het ontwikkelen van zelfwaardering is dat kinderen dit mogen leren.

Zij mogen leren doelen op te stellen, zonder dat ze op het behalen ervan (onmiddellijk) worden afgerekend. Zij mogen zich eigenaar voelen van het leerproces, zonder erop te worden afgerekend. En zij mogen meedenken over maatschappelijke problemen zonder ervoor verantwoordelijk te zijn. Zij mogen leren steeds meer verantwoordelijkheid te nemen en te voelen wat het betekent om daarop te worden aangesproken. Voor dát leren draagt de school zorg. Dat is het verschil tussen de samenleving en de school.

Bert Wienen

Hoe is het zover kunnen komen? Wel, door enerzijds de psychologie vrij spel te spelen en die te laten inbreken in wat wij verstaan onder effectieve didactiek en een sterke pedagogische relatie. Zorgnoden kunnen zeker opgelost en ondersteund wordne, maar niet als ze kwalitatief onderwijs in de wegstaan. Want dat is de rots waar je in onderwijs niet aan kan tornen. Daar heeft elk kind, welk label er ook opgeplakt staat, recht op. Dus iets wat geen enkele begeleider, psycholoog, zorgcoördinator, therapeut mag wegnemen.

Want de denkfout die we al te vaak maken, schrijft Wienen, is dat het allemaal aparte dingen zijn. ‘Je kan niet aan persoonsvorming werken, en tegelijk wiskunde bijleren. Je kan niet aan burgerschap werken en tegelijk aan taal.’ We denken altijd dat de drieslag van Biesta (kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming) apart moeten voorkomen, en dus zijn we ons onderwijs er naar gaan organiseren. Terwijl deze drie elementen conceptueel misschien wel te onderscheiden zijn, maar in de praktijk vaak helemaal niet.

In dit boek heb ik de pedagoog Biesta een aantal keren aangehaald. Hij is bekend van de drieslag kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming, die gaan over onderwijs en de vorming van een curriculum. Maar het spannende van drieslagen is altijd dat deze mogelijk conceptueel wel te onderscheiden zijn, maar in de alledaagse pedagogische handelingspraktijk altijd overlappen of zelfs tegelijk aanwezig (moeten) zijn. Daarvoor waarschuwt Biesta zelf ook. Maar toch kom ik met enige regelmaat een schoolleider tegen die stelt: “Wij doen niet alleen aan kwalificatie, maar vooral aan persoonsvorming.” Oftewel, ze zijn wél los te verkrijgen.

lets van deze redenatie zien we ook bij scholen die lessen in welbevinden aanbieden, of bijvoorbeeld de eerder genoemde rouwkoffer gebruiken. In alles de notitie van afbakening: ‘Nu over welbevinden, straks rekenen’ en ‘Nu rouwen, straks geschiedenis’, of ‘Nu je hoofd leegmaken zodat je straks onderwijs kunt volgen. Het is een manier van kaderen die niet past in de grillige realiteit van onderwijs. Dat is net zo vreemd als aangeven dat leerlingen alleen tijdens de lessen leren. Natuurlijk niet, ook in de pauzes leren kinderen. Ze leren de hele dag. De pedagogische praktijk is niet deelbaar en zeer onvoorspelbaar.

Bert Wienen

Reacties

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.